Attracties - Sprookjesbos - Hans en Grietje

 
 
Hans en Grietje -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2005  
Omdat er niet genoeg eten meer is, weet de stiefmoeder van Hans en Grietje haar man ervan te overtuigen om de kinderen in het bos achter te laten. Met pijn in het hart neemt vader Hans en Grietje de volgende dag diep het bos mee in en laat ze daar achter. Hans heeft echter de vorige dag gehoord wat zijn ouders van plan waren en heeft kiezelsteentjes gestrooid om zo de weg naar huis terug te kunnen vinden. Wanneer Hans en Grietje weer thuiskomen, is hun stiefmoeder echter allesbehalve blij de kinderen terug te zien.
 
Aanzicht op het snoephuisje van de heks van Hans en Grietje -|- Foto: Friso Geerlings © het WWCW 2005
Embleem 'Hans en Grietje' -|- Tekening: Bram Elstak © het WWCW 2005
Sprookje:
Hans en Grietje

Publicatietitel:
Hänsel und Gretel

Opgetekend door:
Gebroeders Grimm

Openingsjaar:
1955, animatronics vanaf 1977

Ontwerp:
Anton Pieck

Ingesproken door:
Wieteke van Dort

Type sprookje:
Openluchttafereel

 

   



Was het u reeds bekend dat...

...de vogel op het dak vroeger zwart was in plaats van wit? Overigens was dit ook zo met de baard van de Fakir. Wellicht houdt Ton van de Ven gewoon meer van wit dan zwart.


...de blazende kat een latere toevoeging (eind jaren ’70) is, maar wel een oorspronkelijk jaren-vijftig-ontwerp is van Anton Pieck?


...het geluid van de kat precies dezelfde is als de blazende kat die je in de ronde zaal bij de Vlederiken van het Spookslot hoort? En dat deze twee valse beesten ook nog eens vrijwel tegelijk in de Efteling kwamen wonen?

 

 

Ze overtuigt haar man om de kinderen opnieuw mee te nemen in het bos en ze daar achter te laten; bovendien doet ze de deur op slot zodat Hans geen kiezelsteentjes meer kan verzamelen. Hans probeert een spoor achter te laten met broodkruimels, maar die worden door de vogels opgegeten. Wanneer hun vader hen voor de tweede keer achterlaat zijn ze precies wat hun stiefmoeder graag had gewild: verdwaald.

Terwijl ze toch pogingen ondernemen om de weg naar huis terug te vinden, komen ze bij een huisje van peperkoek, met ramen van gesponnen suiker en dakpannen van speculoos. Wanneer de uitgehongerde kinderen van het huisje beginnen te eten, weerklinkt de stem van een lieve oude dame: "Knibbel, knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?" vraagt ze, en wanneer Hans en Grietje haar uitleggen dat ze verdwaald zijn en dat ze zo'n honger hebben, lokt de heks ― want dat is die oude dame in werkelijkheid ― de kinderen naar binnen. Ze sluit Hans op in een kooi en Grietje krijgt de opdracht om het huis schoon te maken en Hans vet te mesten.

De valse toverkol -|- Foto: Kees Iriks © het WWCW 2005Omdat Hans weet dat de heks hem op zal eten als hij dik genoeg is, bedriegt hij haar door een kippenbotje door de tralies van zijn kooi te houden wanneer de slechtziende heks hem vraagt om zijn vinger uit te steken zodat ze kan voelen of hij al dik genoeg is. Wanneer de heks op een dag haar geduld verliest, vraagt ze Grietje om de oven aan te maken, zodat ze Hans kan klaarmaken. Grietje weet echter met een smoes de heks in de oven te doen klimmen en de deur achter de heks dicht te slaan. Ze bevrijdt Hans en samen vluchten de kinderen weg. Ze nemen al het geld en de juwelen van de heks mee; wanneer ze terug thuis arriveren, vernemen ze dat hun vader hun stiefmoeder het huis heeft uitgezet. Met z'n drieën leven ze samen nog lang en gelukkig.

De oorsprong van het sprookje
Het sprookje van ‘Hans en Grietje’ heeft meer dan één element gemeen met dat van Klein Duimpje: de ouders die zich van hun kinderen ontdoen, het motief van de kiezelsteentjes en de broodkruimels en het personage van de slechtziende mensenetende kinderlokker (die met een list om de tuin wordt geleid). Het zijn elementen die in veel sprookjes voorkomen en ‘Hans en Grietje’ en ‘Klein Duimpje’ moeten dan ook beschouwd worden als de twee populairste variaties van deze verschillende thema's. Het sprookje van ‘Hans en Grietje’ zoals wij dat kennen, werd voor het eerst gepubliceerd in 1812 in de "Kinder- und Hausmärchen" van de gebroeders Grimm als "Hänsel und Gretel". Bron van het sprookje was hun buurvrouw Dorothea Wild, waarmee Wilhelm Grimm later in het huwelijk zou treden.

Het eetbare huisje van de kannibalistische heks in het sprookje is vrijwel zeker een literaire evolutie van het Middeleeuwse Luilekkerland of ook wel “Cocagne”. Een aantal letterkundigen beweert dat het sprookje de bijzondere aandacht van de gebroeders Grimm had door analogieën met hun eigen jeugd: ook zij waren erg hecht als broers, voelden zich “verlaten” door hun vroeg gestorven vader en hechtten veel waarde aan een harmonieus gezinsleven ― net als de naar familiegeluk verlangende Hans en Grietje. Mede hierdoor zouden de broers keer op keer aan het sprookje blijven sleutelen. Ze maakten van de moeder een stiefmoeder, en rationaliseerden het achterlaten van de kinderen in het sprookje een aantal maal.

 
Een druk op de kruk, gebruik goed je oren:
't Luik gaat open en de heks komt naar voren.

 

Hans in benarde positie -|- Foto: Friso Geerlings © het WWCW 2005

Historici hebben gezocht naar overeenkomsten tussen de werkelijke geschiedenis van Duitsland en de gebeurtenissen in het sprookje; herhaaldelijk hadden hele steken van het land in de vroege 19de eeuw te maken met hongersnood. Deze drang naar het plaatsen van het beroemde sprookje in een historische context werd door de geschiedkundige Hans Traxler in 1963 aangegrepen om deze “zoektocht” te parodiëren. In zijn “Die wahrheit über Hänsel und Gretel” werkte hij een zorgvuldig doordacht plot, inclusief gefingeerde documenten uit, waaruit zou moeten blijken dat de fundamenten van het huisje van de heks, compleet met oven en gefossiliseerde koekjes, ergens in de buurt van de autosnelweg Frankrijk-Würzburg te vinden waren. De kinderen werden in zijn “versie” van de geschiedenis vermoord om het geheime recept van de Lebkuchen.

Het sprookje in de Efteling
‘Hans en Grietje’ is al in de Efteling terug te vinden sinds 1955. Naar het einde van het oude deel van het Sprookjesbos, voorbij De wolf en de zeven geitjes en net voor de put van ‘Vrouw Holle’, is in een bocht tussen de bomen het snoephuisje van de heks gebouwd. Het huisje is versierd met suikerharten, krakelingen en snoepgoed in alle kleuren van de regenboog. De dakpannen zijn gemaakt van pannenkoeken, op het dak staat een heuse taart en in de tuin spuit een fonteintje rode limonade oHet snoephuisje, ook wel "Die kitcherige suikertaart" -|- Foto: Friso Geerlings © het WWCW 2005mhoog. Toen het sprookje op 20 juni 1955 voor het publiek geopend werd, moest het het eerste sprookje met een geureffect worden. Helaas bleek (volgens ‘Kroniek van een Sprookje’ althans) de peperkoekgeur die men in de omgeving verspreidde veel te snel te vervliegen en opgenomen te worden door de vegetatie om op te vallen. Geureffecten keerden pas in 1999 terug in het bos met de komst van Herberg de Ersteling en de uitbreiding van ‘Sneeuwwitje’.

Het sprookje werd speciaal voor de Efteling ontworpen door Anton Pieck. Hoewel hij al in 1940, ter illustratie van een sprookjesboek, het huisje van de heks van ‘Hans en Grietje’ op papier zette, wijkt de versie die uiteindelijk in de Efteling gerealiseerd werd sterk af van Piecks originele idee. Oorspronkelijk was het hele huisje, van boven tot onder, bekleed met snoep en koek. In de Efteling wordt het snoepgoed vooral als versiering gebruikt. Het huisje uit het sprookjesboek is ronder van vorm en staat in een woest, dor boomlandschap. In de dwarsbalken zijn gezichten met bewegende ogen gemaakt, die exact lijken op de ogen van grootvader in het interieur van het huisje van de grootmoeder van Roodkapje. Toch zijn er heel wat overeenkomsten tussen de twee ontwerpen: ook hier staat een taart op het dak en gluurt een zwarte kat naar buiten. Op één van de punten van het dak staat een windwijzer in de vorm van een heks op een bezem, die als twee druppels water lijkt op de heks in het wapenschild dat Anton Pieck meer dan tien jaar later voor de Efteling zou ontwerpen. Op het dak zitten twee zwarte kraaien; in de Efteling bevindt zich één vogel bovenop de schoorsteen.
 

 
Wel snoepten Hans en Grietje hier
Maar zij strooiden geen papier

 

 
Oorspronkelijk waren de figuren van ‘Hans en Grietje’ uit één stuk gemaakte houten figuren. Aan het eind van de jaren zeventig werden deze figuren vervangen door bewegende poppen met kleren. Alleen jammer daBezoekers turen al sinds 1955 naar het tafereel -|- Foto: Friso Geerlings © het WWCW 2005t Hans er een stuk magerder uitziet dan Pieck hem oorspronkelijk afbeeldde; uiteindelijk wordt hij door de heks toch vetgemest. Peter Reijnders ontwierp het interactieve element van het sprookje: wanneer je de grendel van de poort beweegt, krast de kraai op de schoorsteen, komt de zwarte kat met gele gifogen uit een gat in de muur tevoorschijn (dit effect is eveneens pas in de jaren zeventig toegevoegd) en verschijnt de heks achter een klein luikje in de deur en krast (met de stem van Wieteke van Dort): "Knibbel, knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?" Aan het eind van seizoen 2000 werd het huisje opnieuw geschilderd met een verf die glinstert als de zon op het huisje schijnt en werden de drie spiedende muizenoogjes naast de oven toegevoegd. Over het resultaat van de schilderbeurt verschillen de meningen evenwel nogal. Menigeen vind het fraai gevormde huisje tegenwoordig door het vele wit en roze een te kitscherig geheel.
 

 
Knibbel, knabbel, knuisje
Wie knabbelt aan mijn huisje?

 

 
Het sprookje is opgenomen in het sprookjesboek van de Efteling "Sprookjes van de Efteling", voorzien van tekst van Martine Bijl en tekeningen van Anton Pieck. Je vindt het sprookje ook op CD op het tweede album met Efteling-sprookjes (CNR 100.389-2). De nieuwe ReDi-Entertainmentreeks bevat het sprookje ook, en wel op Efteling-sprookjes CD 3. In de TV-serie “Sprookjes” is het opgenomen op de derde DVD.

Ansichtkaart 'Natuurpark de Efteling' - Hans en Grietje -|- Scan: Friso Geerlings © het WWCW 2005

 


 

 

© 1998 - 2005 Het Wondere Wereld Web / Het Wonderlijke WC Web | teksten: Erwin Taets, Friso Geerlings en Paul Melssen