Was het u reeds
bekend dat...
...de vogel op het dak vroeger
zwart was in plaats van wit? Overigens
was dit ook zo met de baard van de Fakir. Wellicht houdt Ton
van de Ven gewoon meer van wit dan zwart.
...de blazende kat een latere toevoeging (eind jaren ’70) is,
maar wel een oorspronkelijk jaren-vijftig-ontwerp is van
Anton Pieck?
...het geluid van de kat precies dezelfde is als de blazende
kat die je in de ronde zaal bij de Vlederiken van het
Spookslot hoort? En dat deze twee valse beesten ook nog eens vrijwel tegelijk in de Efteling kwamen wonen?
|
Ze
overtuigt haar man om de kinderen opnieuw mee te nemen in
het bos en ze daar achter te laten; bovendien doet ze de
deur op slot zodat Hans geen kiezelsteentjes meer kan
verzamelen. Hans probeert een spoor achter te laten met
broodkruimels, maar die worden door de vogels opgegeten.
Wanneer hun vader hen voor de tweede keer achterlaat zijn ze
precies wat hun stiefmoeder graag had gewild: verdwaald.
Terwijl ze toch pogingen ondernemen om de weg naar huis
terug te vinden, komen ze bij een huisje van peperkoek, met
ramen van gesponnen suiker en dakpannen van speculoos.
Wanneer de uitgehongerde kinderen van het huisje beginnen te
eten, weerklinkt de stem van een lieve oude dame: "Knibbel,
knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?" vraagt
ze, en wanneer Hans en Grietje haar uitleggen dat ze
verdwaald zijn en dat ze zo'n honger hebben, lokt de heks ―
want dat is die oude dame in werkelijkheid ― de kinderen
naar binnen. Ze sluit Hans op in een kooi en Grietje krijgt
de opdracht om het huis schoon te maken en Hans vet te
mesten.
Omdat
Hans weet dat de heks hem op zal eten als hij dik genoeg is,
bedriegt hij haar door een kippenbotje door de tralies van
zijn kooi te houden wanneer de slechtziende heks hem vraagt
om zijn vinger uit te steken zodat ze kan voelen of hij al
dik genoeg is. Wanneer de heks op een dag haar geduld
verliest, vraagt ze Grietje om de oven aan te maken, zodat
ze Hans kan klaarmaken. Grietje weet echter met een smoes de
heks in de oven te doen klimmen en de deur achter de heks
dicht te slaan. Ze bevrijdt Hans en samen vluchten de
kinderen weg. Ze nemen al het geld en de juwelen van de heks
mee; wanneer ze terug thuis arriveren, vernemen ze dat hun
vader hun stiefmoeder het huis heeft uitgezet. Met z'n
drieën leven ze samen nog lang en gelukkig.
De oorsprong
van het sprookje
Het sprookje van ‘Hans en Grietje’ heeft meer dan één
element gemeen met dat van Klein Duimpje: de ouders die zich
van hun kinderen ontdoen, het motief van de kiezelsteentjes
en de broodkruimels en het personage van de slechtziende
mensenetende kinderlokker (die met een list om de tuin wordt
geleid). Het zijn elementen die in veel sprookjes voorkomen
en ‘Hans en Grietje’ en ‘Klein Duimpje’ moeten dan ook
beschouwd worden als de twee populairste variaties van deze
verschillende thema's. Het sprookje van ‘Hans en Grietje’
zoals wij dat kennen, werd voor het eerst gepubliceerd in
1812 in de "Kinder- und Hausmärchen" van de gebroeders Grimm
als "Hänsel und Gretel". Bron van het sprookje was hun
buurvrouw Dorothea Wild, waarmee Wilhelm Grimm later in het
huwelijk zou treden.
Het eetbare huisje van de kannibalistische heks in het
sprookje is vrijwel zeker een literaire evolutie van het
Middeleeuwse Luilekkerland of ook wel “Cocagne”. Een aantal
letterkundigen beweert dat het sprookje de bijzondere
aandacht van de gebroeders Grimm had door analogieën met hun
eigen jeugd: ook zij waren erg hecht als broers, voelden
zich “verlaten” door hun vroeg gestorven vader en hechtten
veel waarde aan een harmonieus gezinsleven ― net als de naar
familiegeluk verlangende Hans en Grietje. Mede hierdoor
zouden de broers keer op keer aan het sprookje blijven
sleutelen. Ze maakten van de moeder een stiefmoeder, en
rationaliseerden het achterlaten van de kinderen in het
sprookje een aantal maal.
Een druk op de kruk, gebruik goed je oren:
't Luik gaat open en de heks komt naar voren.
|
Historici hebben gezocht naar overeenkomsten tussen de
werkelijke geschiedenis van Duitsland en de gebeurtenissen
in het sprookje; herhaaldelijk hadden hele steken van het
land in de vroege 19de eeuw te maken met hongersnood. Deze
drang naar het plaatsen van het beroemde sprookje in een
historische context werd door de geschiedkundige Hans
Traxler in 1963 aangegrepen om deze “zoektocht” te
parodiëren. In zijn “Die wahrheit über Hänsel und Gretel”
werkte hij een zorgvuldig doordacht plot, inclusief
gefingeerde documenten uit, waaruit zou moeten blijken dat
de fundamenten van het huisje van de heks, compleet met oven
en gefossiliseerde koekjes, ergens in de buurt van de
autosnelweg Frankrijk-Würzburg te vinden waren. De kinderen
werden in zijn “versie” van de geschiedenis vermoord om het
geheime recept van de Lebkuchen.
Het sprookje in
de Efteling
‘Hans en Grietje’ is al in de Efteling terug te vinden sinds
1955. Naar het einde van het oude deel van het Sprookjesbos,
voorbij De wolf en de zeven geitjes en net voor de put van
‘Vrouw Holle’, is in een bocht tussen de bomen het
snoephuisje van de heks gebouwd. Het huisje is versierd met
suikerharten, krakelingen en snoepgoed in alle kleuren van
de regenboog. De dakpannen zijn gemaakt van pannenkoeken, op
het dak staat een heuse taart en in de tuin spuit een
fonteintje rode limonade omhoog.
Toen het sprookje op 20 juni 1955 voor het publiek geopend
werd, moest het het eerste sprookje met een geureffect
worden. Helaas bleek (volgens ‘Kroniek van een Sprookje’
althans) de peperkoekgeur die men in de omgeving verspreidde
veel te snel te vervliegen en opgenomen te worden door de
vegetatie om op te vallen. Geureffecten keerden pas in 1999
terug in het bos met de komst van Herberg de Ersteling en de
uitbreiding van ‘Sneeuwwitje’.
Het sprookje werd speciaal voor de Efteling ontworpen door
Anton Pieck. Hoewel hij al in 1940, ter illustratie van een
sprookjesboek, het huisje van de heks van ‘Hans en Grietje’
op papier zette, wijkt de versie die uiteindelijk in de
Efteling gerealiseerd werd sterk af van Piecks originele
idee. Oorspronkelijk was het hele huisje, van boven tot
onder, bekleed met snoep en koek. In de Efteling wordt het
snoepgoed vooral als versiering gebruikt. Het huisje uit het
sprookjesboek is ronder van vorm en staat in een woest, dor
boomlandschap. In de dwarsbalken zijn gezichten met
bewegende ogen gemaakt, die exact lijken op de ogen van
grootvader in het interieur van het huisje van de
grootmoeder van Roodkapje. Toch zijn er heel wat
overeenkomsten tussen de twee ontwerpen: ook hier staat een
taart op het dak en gluurt een zwarte kat naar buiten. Op
één van de punten van het dak staat een windwijzer in de
vorm van een heks op een bezem, die als twee druppels water
lijkt op de heks in het wapenschild dat Anton Pieck meer dan
tien jaar later voor de Efteling zou ontwerpen. Op het dak
zitten twee zwarte kraaien; in de Efteling bevindt zich één
vogel bovenop de schoorsteen.
Wel snoepten Hans en Grietje hier
Maar zij strooiden geen papier
|
Oorspronkelijk waren de figuren van ‘Hans en Grietje’ uit
één stuk gemaakte houten figuren. Aan het eind van de jaren
zeventig werden deze figuren vervangen door bewegende poppen
met kleren. Alleen jammer dat
Hans er een stuk magerder uitziet dan Pieck hem
oorspronkelijk afbeeldde; uiteindelijk wordt hij door de
heks toch vetgemest. Peter Reijnders ontwierp het
interactieve element van het sprookje: wanneer je de grendel
van de poort beweegt, krast de kraai op de schoorsteen, komt
de zwarte kat met gele gifogen uit een gat in de muur
tevoorschijn (dit effect is eveneens pas in de jaren
zeventig toegevoegd) en verschijnt de heks achter een klein
luikje in de deur en krast (met de stem van Wieteke van
Dort): "Knibbel, knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn
huisje?" Aan het eind van seizoen 2000 werd het huisje
opnieuw geschilderd met een verf die glinstert als de zon op
het huisje schijnt en werden de drie spiedende muizenoogjes
naast de oven toegevoegd. Over het resultaat van de
schilderbeurt verschillen de meningen evenwel nogal.
Menigeen vind het fraai gevormde huisje tegenwoordig door
het vele wit en roze een te kitscherig geheel.
Knibbel, knabbel, knuisje
Wie knabbelt aan mijn huisje?
|
Het sprookje is opgenomen in het sprookjesboek van de
Efteling "Sprookjes van de Efteling", voorzien van tekst van
Martine Bijl en tekeningen van Anton Pieck. Je vindt het
sprookje ook op CD op het tweede album met
Efteling-sprookjes (CNR 100.389-2). De
nieuwe ReDi-Entertainmentreeks bevat het sprookje ook, en
wel op Efteling-sprookjes CD 3. In de TV-serie
“Sprookjes” is het opgenomen op de derde DVD. |