|
|
Was het u reeds
bekend dat...
...Ton van de Ven als kind, bij
zijn eerste bezoek aan de Efteling, het meest onder de
indruk was van de grote karpers in de vijvers van het park,
én de bewoners van het kasteel van Doornroosje?
...bij de renovatie van het kasteel in 1981 er enkele
decoraties in het interieur verloren gingen, waaronder
fraaie slapende gezichten die als reliëf aangebracht waren
op de schoorsteenmantel?
...de slapende wachter buitengewoon grote handen heeft? Dit
valt vooral goed te zien aan de rechterhand die absoluut
niet in verhouding is met de rest van zijn lichaam.
...zelfs de kaarsen (hangend) en het varken aan het spit (de
ogen gesloten) in een diepe slaap verzonken zijn?
|
In
het land leven dertien feeën. Nu eten feeën alleen maar uit
gouden borden en omdat de koning maar twaalf gouden borden
heeft, besluit hij een fee niet uit te nodigen. De twaalf
uitgenodigde feeën spreken op het feest elk een wens uit
voor Doornroosje, maar nog voor de laatste fee haar wens kan
uitspreken, verschijnt de dertiende fee. Die is zo kwaad dat
ze niet is uitgenodigd, dat ze het prinsesje vervloekt:
wanneer Doonroosje zestien wordt, zal ze zich prikken aan
een spinnewiel en sterven. De twaalfde fee, die haar wens
nog niet heeft gedaan, kan de vervloeking niet ongedaan
maken, maar wel verzachten: in plaats van te sterven, zullen
Doornroosje en iedereen in het kasteel voor honderd jaar in
slaap vallen.
Wanneer Doornroosje zestien wordt, ontdekt ze in een toren
van het paleis een oude vrouw die draad aan het spinnen is.
Wanneer
Doornroosje vraagt of ze het zelf eens mag proberen, prikt
ze zich aan de spoel. Alles en iedereen in het kasteel valt
in slaap: Doornroosje, de koning en de koningin, de lakeien,
de hofdames, de schildwachten, de kok en zijn hulpje...
Honderd jaar lang is het kasteel gehuld in een diepe slaap
en overal klinkt gesnurk. Omdat ook de tuinmannen in slaap
gevallen zijn, groeien de doornrozen in de paleistuin steeds
hoger en hoger, tot ze een grote, bijna ondoordringbare haag
rond het kasteel hebben gevormd.
Eerst dan wanneer honderd jaar later een prins zich een weg door de
doornhaag weet te banen, het kasteel binnendringt en
Doonroosje wakker kust, ontwaakt iedereen en gaat verder met
zijn werk alsof er geen ogenblik is voorbijgegaan. De prins
en Doonroosje trouwen en leven nog lang en gelukkig.
De oorsprong
van het sprookje
‘Doornroosje’ of ‘De Schone Slaapster’, zoals dit verhaal
ook wel wordt genoemd, is een sprookje dat voor het eerst in
z'n huidige vorm werd opgetekend door Charles Perrault in
1697 als "La belle au bois dormant". De gebroeders Grimm
gaven het prinsesje voor het eerst een naam, Dornröschen, in
hun "Kinder- und Hausmärchen". Ze voegden er ook een nieuw
begin aan toe (waarbij de koning en de koningin een bad
nemen in de vijver in de paleistuin en een kikker hen de
geboorte van hun dochtertje voorspelt) en kortten het einde
in (in Perraults versie is de moeder van de prins een reuzin
die de twee kinderen van Doornroosje en de prins wil doden
maar hierdoor uiteindelijk zelf komt te sterven).
De versie die uit de Vlaamse verteltraditie bekend is, bevat
elementen uit zowel de versie van Perrault als de versie van
Grimm; in Nederland is het sprookje in de orale traditie
nooit opgetekend. De versie van Perrault zelf gaat terug op
een verhaal uit de Pentamerone van Basile uit 1636. De
versie van de Pentamerone is echter sterk verschillend: hier
prikt Doonroosje zich aan hennepsplinter en wordt na honderd
jaar in haar slaap bevrucht door de prins. Ze wordt pas
wakker nadat een van haar kinderen de splinter uit haar
vinger zuigt. De oorsprong van het sprookje moet wellicht
worden gezocht in de Oudgermaanse mythe van de walkure
Sigfrida, die zich prikt aan een slaapdoorn om door Sigurd
weer tot leven te worden gewekt, nadat hij door een muur van
vlammen is getrokken om haar te bereiken. De 14de-eeuwse
Catalaanse tekst “Fayre de Joy e Sor de Placer” bevat
eveneens een vergelijkbare basis. Hier is de vertelling
opgetekend als “Troylus e Zellandine”.
|
|
|
|
|
|
Het sprookje in
de Efteling
Het kasteel van Doonroosje was dé trekpleister die door
Anton Pieck ontworpen werd voor de opening van het
Sprookjesbos in 1952. Op de affiche die voor de opening van
de Efteling werd gedrukt, tekende Pieck een artistieke
impressie van het kasteel, met op de voorgrond een van de
herauten van De Magische klok. Op een kunstmatig aangelegde
heuvel werden eerst met houten palen de vijf torens van het
kasteel geconstrueerd; daarna werden de muren gebouwd,
trappen aangelegd en werd de heuvel beplant met bomen en
heesters. Er werd gekozen voor een klimopbegroeiing: niet
alleen groeit klimop sneller dan klimrozen, klimop blijft
ook langer groen. Bezoekers die het kasteel niet willen
bezoeken, kunnen via een poortje ook langs het kasteel om.
Daarvoor bedacht Anton Pieck de ondertussen legendarische
spreuk "Zijt gij soms moe of slecht ter been, Dan kunt g'ook
langs het kasteeltje heen."
In 1952 was er alleen maar een kasteel; de interieurs zouden
later volgen. In 1953 ontwierp Pieck de keuken met de
slapende kok en zijn hulpje, de schildwacht en de slaapkamer
van Doornroosje. Toen het kasteel in 1981 helemaal werd
vernieuwd (de oude constructie bestond
uit houten palen, gaas en veel stucwerk hieroverheen en was
na jaren aan vervanging toe), ontwierp Ton van de Ven een animatronic-robot van
de dertiende fee met haar spinnewiel en een nieuwe slapende
schildwacht (die in 1997 opnieuw werd vernieuwd). Ook
het interieur van de
andere twee kamers werden gedeeltelijk
opnieuw ontworpen. De
torens kregen een verweerder aanzicht, het pleisterwerk werd
in een andere stijl, over echte
baksteentjes overgedaan en ook de daken werden opnieuw gelegd. Het
eindresultaat was een kasteel dat samen met het Spookslot
getuigt van een periode in de geschiedenis van het park
waarin de architectuur van een weergaloze kwaliteit was. In
1999 werd aan de voet van de trap naar het kasteel het
sprookjesboek toegevoegd waarop in vier talen het sprookje
van Doornroosje staat afgebeeld.
Een krantenartikel uit begin 1952 meldt dat Peter Reijnders
van plan was in de avonduren een heks tussen de torens van
het kasteel heen en weer te laten vliegen. Het idee is nooit
tot uitvoering gebracht. Misschien maar goed ook, want het
zou moeilijk in de context van het sprookje te plaatsen
zijn.
Het kasteel van ‘Doornroosje’ staat afgebeeld op een van de
tien Efteling-dukaten van ‘Ezeltje Strek Je’. In de Efteling
wordt het sprookje niet verteld, maar je vindt het wel terug
op de derde CD met Efteling-sprookjes (CNR 100.390-2) en in
het Sprookjesboek van Anton Pieck en Martine Bijl. De
Sprookjesshow die in 1996 en 1997 in het park liep, sloot de
voorstelling af met dit sprookje. In het Efteling-theater
stond in de winter 2003-2004 de musical “Doornroosje” op de
planken. Het was de eerste avondvullende voorstelling die
het park buiten haar reguliere openingstijden plande. Het
sprookje is eveneens te vinden op CD 1 van de nieuwe serie
luistersprookjes die in 2004 werden uitgebracht door ReDi
Entertainment.
Alsof dit alles nog niet genoeg is, is ‘Doornroosje’
eveneens opgenomen in de TV-serie “Sprookjes”, en te vinden
op de tweede DVD hiervan. Scènes van de serie zijn opgenomen
bij en in het kasteel zelf, maar ook in het Victoriaans
Theater van het Carrouselpaleis.
Zijt gij soms moe of slecht ter been
Dan kunt g'ook langs het kasteeltje heen
|
|
|
|
|
|
|
|
|