Was het u reeds
bekend dat...
...deze WWCW-rubriek, net als het echte Sprookjesbos, vol
zit met wonderlijke techniek? Zo zijn de achtergrond- geluiden
van de rubriek gekoppeld aan de huidige weerssituatie in het
Sprookjesbos (bezoek de pagina’s maar eens tijdens storm,
regen of onweer!), en geven de afbeeldingen onderaan de
rubriek het moment van de dag aan, afhankelijk van de
zonsop- en zonsondergang. Peter Reijnders was vast trots op
ons!
...er momenteel negentien muzikale paddenstoelen in het
Sprookjesbos te vinden zijn (plus een oude paddenstoel bij
Hans en Grietje)?
...de tijd die nodig is voor een
wandeling door het hele Sprookjesbos, waarbij de officiële
route wordt gevolgd en ieder sprookje compleet wordt
uitgekeken en -geluisterd, momenteel ongeveer anderhalf uur
is?
...er niet alleen effecten als mist,
spiedende oogjes en vreemde geluiden
werden toegevoegd aan het bos in het
jaar 2000, maar dat ook de beplanting
spannender werd gemaakt voor kinderen?
Zittend op een skateboard met een camera
op ooghoogte van een kind werd de hele
route gefilmd om te ontdekken hoe
kinderen tegen het Sprookjesbos
aankijken. Aan de hand van die beelden
werd de lage beplanting aangepakt.
...in 2003 Geesink Studio’s (Bekend van
Loeki en Carnaval Festival) door het
park gevraagd werd een
Sprookjesbos- merchandiselijn te
ontwikkelen? Ogenschijnlijk kon men geen
bedrijf kiezen dat qua vormgeving nog
verder van het Pieckeriaanse
Sprookjesbos afstond. Toch kreeg het
park op deze manier eindelijk een
volwaardige, zij het cartooneske,
souvenirlijn rond het bos.
...het Menuet in G, dat de muzikale paddenstoelen
tegenwoordig spelen, niet alleen in de Efteling
als parkmuziek in gebruik is? De compositie is,
in een andere uitvoering, ook te horen in Walt Disney World,
en wel als omgevingsmuziek van het parkdeel Liberty Square van het Magic Kingdom.
|
Sprookjes zijn van alle tijden. Ze doorstonden reeds eeuwen
van verandering, revolutie, renaissance en technische
evolutie. Het is vanzelfsprekend dat ze ook de komende
decennia en eeuwen wel zullen overleven. Veel van de
oerwaarden van het sprookje staan immers nog net zo overeind
als in die typische sprookjestijd van duistere dichte
wouden, jonkvrouwen in kastelen en hongerige wolven in
ijskoude winters. IJdelheid, ongehoorzaamheid en luiheid: de
kinderlijke ondeugden van nu worden juist in sprookjes
bestraft.
Het Sprookjesbos in de Efteling is echter meer dan een
verzameling waardevolle vertelsels, uitgewerkt tot een
magistraal “prentenboek waar je doorheen kunt lopen”. Voor
velen ligt hier immers een unieke dosis jeugdsentiment. Een
geromantiseerde herinnering aan de dartele jaren alvorens het
werkzame bestaan elke vlaag van spontaniteit of
zorgeloosheid verplettert. Het is in deze welhaast
collectieve conservering van de Nederlandse jeugd waar het
Sprookjesbos haar belangrijkste waarde vindt. En het mooie
voor de exploitanten van het geheel is nu: die waarde
blijft, ja groeit zelfs met de jaren, als een goed en
onvervangbaar stuk antiek.
Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de Efteling er
alle baat bij heeft tenminste de algemene uitstraling van
het bos te behouden voor elke volgende generatie. Onderdeel
van die uitstraling zijn de meest herkenbare elementen van
het bos: het kasteel van Doornroosje, Langnek, het
Herautenplein, de Indische Waterlelies, de Fakir en
natuurlijk de muzikale paddenstoelen. Samen vormen ze als
het ware de kapstok waarop de warme jas van gekoesterde
herinneringen uitgestald kan
worden. De rest van het park biedt ook zulke elementen — de
Stoomcarrousel, het Spookslot, de Python en het
Anton- Pieckplein bijvoorbeeld — maar ze zijn daar duidelijk
minder geconcentreerd. Mede hierdoor kunnen we verwachten
dat het Sprookjesbos meer zal ‘blijven wat het is’, dan de
overige delen van het park dat zullen doen.
Het bos is echter — hoezeer het dat in de perceptie van de
doornee bezoeker ook mag lijken — geen onveranderlijk
‘museaal’ geheel. In de loop van haar geschiedenis is er
vooral veel tóegevoegd en soms ook flink veranderd en
gemoderniseerd. In de eerste jaren namen onder de ‘milde
dictatuur’ van Anton Pieck de Rode Schoentjes, de Fakir en
Hans en Grietje hun intrek. Rond 1980 paste Ton van de Ven
met ferme hand zaken als het kasteel van Doornroosje, de
grot van Sneeuwwitje, de Herauten, de Chinese Nachtegaal
(nogal drastisch) en zelfs Langnek aan. Overigens altijd ten
goede – zo kundig was ‘de hoeder van het sprookje’ wel.
In recente jaren is het bos na een periode van rust onder de
noemer ‘oppoetsen van de parel’ ook weer flink onder handen
genomen. In een tempo dat sinds 1952 niet meer vertoond is,
zijn vanaf 1998 nieuwe bouwsels en bijbehorende vertelsels
toegevoegd, paden aangepast, bomen gekapt en heesters
geplant. Het bos kreeg permanente verlichting, een
significante vergroting van oppervlakte, speciale
omgevingseffecten als mist en mysterieuze geluiden, mooiere
muzikale paddenstoelen, maar bovenal een nieuw elan en
dramatische kwali- en kwantiteitsverbetering. Het einde van
de reeks nieuwe sprookjes is nog lang niet in zicht; het
parkbestuur heeft zich hierover duidelijk uitgesproken.
Laten we de blik
vooruitwerpen naar de toekomst van het Sprookjesbos. Met de
komst van ‘Het Meisje met de Zwavelstokjes’ is een heel
nieuw deel van het park beschikbaar gekomen voor de bouw van
extra sprookjes. Het voormalige ‘groendienstterrein’ achter
de Indische Waterlelies biedt immers plaats aan zeker nog
een drietal bouwsels van de omvang van ‘Het Meisje’.
Daarnaast zijn er elders in het bos nog aardig wat locaties
te vinden waar zonder sterke aantasting van het bossige
karakter een sprookje geplaatst kan worden. Hierbij valt
bijvoorbeeld te denken aan het omleggen van de route tussen
Doornroosje en het Kabouterdorp (het bos links van de
hoofdroute is nog behoorlijk ruim), of het bouwen van
sprookjes in de “dode hoek” tussen de Brink-poort richting
Marerijk en de tegenwoordig altijd gesloten aansluiting van
de laan Marerijk-Pardoespromenade. De hoofdroute zou dan
vanaf het Kabouterdorp langs een aantal nieuwe, wat
kleinschaligere sprookjes kunnen lopen, om bij Langnek weer
aansluiting te vinden op de huidige hoofdroute.
Welke
sprookjes zouden allemaal nog in aanmerking kunnen komen
voor een uitbeelding in het bos? Allereerst zijn er
natuurlijk die sprookjes waar door het park zelf al eens
naar gehint is. ‘De Prinses op de Erwt’ hoort bij deze groep
(ooit aangekondigd om samen met ‘Het Meisje’ gebouwd te
worden), evenals ‘De Rattenvanger van Hameln’ (waar Ton van
de Ven zich zelfs voor zijn komst naar de Efteling al mee
bezig heeft gehouden). Verder zijn er natuurlijk nog de
zogenaamde A-statussprookjes; vertellingen die nu nog
ontbreken, maar absoluut deel uit maken van het bekende
sprookjesreportoire waar ook Disney veelvuldig uit put.
‘Assepoester’ is hiervan ongetwijfeld hét meest bekende,
maar te denken valt ook aan ‘De Gelaarsde Kat’; dat de
leugenachtige laarsdrager reeds in het Sprookjesstation
Marerijk is te zien doet hier weinig aan af. Tenslotte zou
het park er goed aan doen nog wat fraaie maar iets minder
bekende sprookjes onderdak te bieden in het bos. Immers,
zelfs volkomen nieuwe vertelsels als “De Vliegende Fakir”
konden eerder al een plekje vinden in het bos en uitgroeien
tot iconen. WWCW-favorieten in de ‘minder bekenden categorie
zijn zonder twijfel een subtiele uitbeelding (bijvoorbeeld
in de vorm van de reeds door Pieck geschetste fontein) van
‘De Wilde Zwanen’, alias ‘De Zes Zwanen', alias ‘De Prinses
met de Twaalf Broers’ of
een wat grootschaligere, lugubere uitbeelding van Perraults
‘Blauwbaard’. En laten we vooral Andersens ‘De Tondeldoos’
niet vergeten. Ruim voldoende mogelijkheden voor een verdere
uitbouw van het bos, dat zal duidelijk zijn.
Het lijkt de laatste jaren de tendens te zijn dat nieuwe
sprookjes allemaal groots en ‘indoor’ worden; het WWCW heeft
ze in deze rubriek aangeduid als ‘volledig geconditioneerd
binnentafereel’. Het Meisje, de Chinese Nachtegaal, de
Herberg en Sneeuwwitje: alle verwelkomen ze de bezoeker in
een ruimte waar geluid, licht, ja zelfs geur geconditioneerd
zijn om tot een optimale sprookjesbeleving te komen. Vroeger
waren deze sprookjes zeldzaam. We kenden het genre eigenlijk
alleen van de Indische Waterlelies, wat dan ook wel meteen
de apotheose van het bos was. Raponsje is natuurlijk de
uitzondering die de regel bevestigt. “Al is het maar een...
Raponsje” sprak Ton van de Ven niet voor niets liefkozend
over zijn langharige creatie; een klein maar lieftallig
pareltje tussen al het — overigens buitengewoon fraaie —
showgeweld.
We mogen er in deze context vanuit gaan dat nieuwe sprookjes
ook wel weer voor een flink deel ‘indoor’ zullen zijn. Ze
maken het bos ook veel meer een jaarrond beleefbaar geheel,
iets waar naar de directie voor het gehele park als sinds de
bouw van het Spookslot streeft. Toch zou het niet verkeerd
zijn als nieuwe sprookjes ook eens op een eenvoudige wijze
uitgebeeld zouden worden. De poëtische pracht van
voorjaarszonnestralen die schitteren op het spatterende
water van ‘de Kikkerkoning’; de statische schoonheid van ‘de
Kleine Zeemeermin’; de valse ‘Draak Lichtgeraakt’ die plots
opduikt tussen het groen: allemaal eenvoudige maar
ijzersterke uitbeeldingen. Zijn het niet júist deze
elementen die het sprookjesbos haar charme geven en het tot
iets heel anders maken dan een bewandelbare aaneenschakeling
van sublieme darkridescčnes?
Het oudste deel van het bos,
ruwweg te definiëren als de route vanaf de Heksenpoort tot
het voormalige Sprookjesmuseum biedt momenteel alleen plaats
aan de wat eenvoudigere vorm van uitbeelding. Met alle
‘volledig geconditioneerde binnentaferelen’ in het deel van
het bos vanaf het Herautenplein, dreigt er een zekere
onbalans te ontstaan, zeker wanneer in het gebied achter de
Indische Waterlelies nóg meer groots opgezette
indoorsprookjes geplaatst zullen worden. Bezoekers wandelen
dan wellicht eerst door een bosgebied met relatief oude
“eenvoudige” sprookjes, om vervolgens vrijwel alleen nog
moderne taferelen met geavanceerde technieken tegen te
komen. Een dergelijk contrast is niet per definitie
onwenselijk, maar wellicht wel deharmoniserend. Ook bestaat
de mogelijkheid dat bezoekers die de “officiële” route
volgen een beetje teleurgesteld zijn, vroegtijdig afhaken,
en daardoor het nieuwste dat het bos te bieden heeft missen.
Een zekere kwalitatieve eenheid, waarbij oude en nieuwe,
uitvoerige en eenvoudige, binnen- en buitensprookjes elkaar
afwisselen lijkt dan ook de optimale situatie te zijn.
Met de eerder in dit artikel al geopperde uitbreiding van de
hoofdroute in het oude deel van het bos, bijvoorbeeld na
Doornroosje en tussen het Kabouterdorp en Langnek, kan —
mits met her en der een groots opgezet ‘volledig
geconditioneerd binnentafereel’ — de afwisseling flink
verbeterd worden. Ook zou een herontwerp van de hoofdroute
een optie zijn, hoewel het bos hiertoe wellicht minder
mogelijkheden biedt dan dit in eerste opzicht lijkt. Ook
zouden bepaalde oude sprookjes in aanmerking kunnen komen
voor een update. Als Ton van de Ven dit immers “mocht” rond
1980, waarom zou de nieuwe generatie dan niet een sprookje
als Hans en Grietje of de Papegaai kunnen aanpakken en
drastisch verbeteren c.q. compleet vervangen? Zolang de ware
iconen van het bos hun herkenbaarheid en kwantitatieve
overwicht bewaren en de “collectieve conservering van de
Nederlandse jeugd” niet in gevaar komt, hoeft verandering
geen breuk met een roemrijk verleden blijken te zijn. Hoe
dan ook heeft het Sprookjesbos, gezien de niet aflatende
aandacht van zowel directie als generaties landgenoten, een
grote en misschien zelfs wel gouden toekomst voor zich.
|