Als op één Efteling-creatie met recht het begrip “majestueus”
van toepassing verklaard kan worden, dan is het wel op de
Pagode. Als een kleurrijke, maar perfect bij de omgeving
passende, bekroning van het sprookjespark verheft de “Vliegende
Tempel” zich ―welhaast een component van een exotische Thaise
droom― in zomer en winter boven de bossen en vijvers die het
park nog altijd haar belangrijkste aanzien geven. In de lente
kan de Pagode-reiziger, met een frisse voorjaarsbries in het
gezicht, tussen het ontluikende groen de wonderlijke bouwsels
van het Lavenlaar onderscheiden, of zien hoe de tulpenbollen de
dubbele Efteling-E vormen aan de
Brink. Op zwoele zomeravonden
kan hij op grote hoogte het lawaai van optredens en de drukte op
de grond ontvluchten, om te genieten van het kleurige licht dat
her en der tussen het groen te zien is. De herfst biedt het
altijd wonderlijke schouwspel van een dagelijks verder van kleur
veranderend park; de gelen, okers, bruinen en roden strijden om
de aandacht, de blik, van de toeschouwer. Wie in wintertijden de
kou trotseert en zich tot grote hoogte laat voeren, kan tussen
de kale, grillig gevormde bomen duizenden lichtjes aanschouwen,
kampvuren zien branden en een arrenslee zijn weg zien zoeken
over ijzige wandelpaden.
Voor hen die het perfecte totaalbeeld van de Efteling altijd
―wellicht net over de horizon― voor ogen moet hebben gestaan,
zal de Pagode in gedachten functioneren als Kroon op het Werk.
|
|
|
|
|
De
Pagode-rubriek bestaat uit een hoofdtekst (met onderwerpen als de
aanloop
naar de
bouw van
de
vliegende
tempel
en de
veranderingen
door de
jaren
heen)
én
daarnaast
een paar,
min of
meer
losstaande,
onderwerpen
die
allemaal
een
verschillend aspect van het onderwerp 'Pagode' belichten.
Omdat het niet nodig is om de rubriek van A tot Z op volgorde te lezen, is een inhoudsopgave opgenomen van de verschillende onderdelen van 'Pagode,
de Kroon
op het
Werk'
|
|
|
De Pagode is, als zo veel jaren tachtig
attracties, een exponent van wat we
enigszins megalomaan maar zullen aanduiden
als “Het Grote Bouwen”. We hebben in andere
attractierubrieken op deze site al uitvoerig
gesproken over de ware groeispurt die het
park in de jaren tachtig en de eerste helft
van de jaren negentig doormaakte. Jaar op
jaar was een veelgestelde vraag in het
Nederlandse gezin: “Wat zal er dit jaar weer
nieuw zijn in de Efteling?” Natuurlijk kon
het park hierbij niet elk seizoen een
Fata
Morgana of Droomvlucht presenteren; daarvoor
ontbrak het niet alleen aan budget of
ruimte, maar ook aan de personele
capaciteiten op technisch-, ontwerp- en
uitvoeringsgebied. Gelukkig werd hier op
verstandige wijze mee omgegaan. Het park
werkte bewust aan een uitgebalanceerde mix
van spectaculaire attracties voor de jeugd
en rustigere belevingen voor het gezin en
ouderen. En waarom niet “kopen van de
plank”, als het iets nieuws kan toevoegen
aan het attractieaanbod en aansluit bij de
uitstraling die het park hebben moet, zeker
als het geheel overgoten kan worden met een
in eigen huis gecreëerde thematische saus?
Directeur Herman ten Bruggencate (algemeen
directeur 1976-1985 en interim directeur
1988-1989) wist deze aanpak fraai te
verwoorden:
Wij
moesten die attracties wel bouwen om
nationaal en zeker ook
internationaal te blijven meetellen.
Wij deden dat in mijn ogen overigens
met respect voor het bijzondere van
de Efteling en haar brede
doelgroepen. Wij bouwden niet alleen
maar harde attracties, maar zochten
altijd naar een evenwicht. [...]
Ook in onze uitgangspunten werkten
wij altijd aan het unieke dat de
Efteling kenmerkt. Wij moesten
investeren, maar ik vond dat wij
voor het geld dat wij uitgaven
altijd iets unieks in Europa of in
de wereld moesten ontwikkelen. Dat
hebben wij dus ook gedaan met een
achtbaan als de Python of een
wildwaterbaan als de Piraña. De
Efteling vertaalde deze attracties
in een aparte beleving. |
|
|
|
Begin 1987 was bouwer IGB druk
in de weer met de constructie. Het
bouwbord was weinig bijzonder. |
De draagarm en tempel (rechts
tussen de bomen te zien)
naderen hun voltooiing. |
De toren werd vrijwel compleet
in elkaar gezet voor deze op de rest
van de tempel gemonteerd werd. |
|
Voor 1982 kocht de Efteling het
schoolvoorbeeld van deze aanpak: de
reusachtige schipschommel De Halve Maen; in
feite niets meer of minder dan een
fantastisch afgewerkte “Super Bounty” van de
Zwitserse attractieleverancier Intamin.
Efteling-ontwerper Ton van de Ven ontwierp
het prachtige decor van Oud-Hollandse
havenhuisjes, de kademuur en de details van
de zwierende trotse driemaster zelf. Voor
1987, het jaar na de succesvolle opening van
Fata Morgana, werd dit kunstje min-of-meer
herhaald. Het park dook naar aanleiding van
een vruchtbare studiereis in Engeland
opnieuw de Intamin catalogus in, en vond
aldaar de specificaties van het zogenaamde
“Flying Island”. Met de volledig in eigen
huis ontwikkelde “1001-nachtshow” (en
wellicht de bedwelmingen van een waterpijp
in “In den Vergulde Kobold”) nog in het
achterhoofd, greep Ton van de Ven dit maal
naar een verdere uithoek van Azië als
inspiratiebron. De thematiek van de pagodes
in Thailand was wat de basis zou worden voor
de Efteling-saus over het Flying Island. En
wat voor een saus zou dat blijken te zijn!
Overigens was de Pagode voor 1987 niet de
enige mogelijke of zelfs maar eerste
attractiekeuze. Met name de directeur
exploitatie uit die dagen, Marc Taminiau (de
latere geestelijk vader en directeur van het
inmiddels in obscure financiële moerassen
weggezonken Land van Ooit), was een groot
pleitbezorger van een grote “Arabische Show”
als nieuwigheid voor dat seizoen. Een
proefvoorstelling van deze parkshow werd
door het gemêleerde previewpubliek bejubeld,
maar door de statutaire directie en het
parkbestuur ter zijde geschoven. Op de
achtergrond stond creatief directeur Ton van
de Ven toen al klaar met de pijlsnel te
ontwikkelen Pagode. De attractie werd in een
dusdanig tempo goedgekeurd en aangeschaft,
dat het Stichtingsbestuur (de enige
aandeelhouder van de Efteling) zich later
nog zou beklagen over het slinkse passeren
van hun burelen bij een dergelijke grote
aanschaf. Erg goed voor de toch al bekoelde
relatie tussen Van de Ven en Taminiau zal
deze zoveelste aanvaring op hoog niveau niet
geweest zijn.
De Pagode heeft het park acht miljoen
gulden (3,64 miljoen euro) gekost.
|
"In Pagoda balanceren de
luchtreizigers op een grote schotel als
een dienblad robuuste wijn, gedragen
door een gracieuse ober, boven de bossen
van het park."
["Efteling Nieuws", zomer 1987 ―
Het lidwoord voor Pagoda werd
in die tijd vaker weggelaten door het
park] |
|
|
|
|
|