|
|
Locatie
In een dal onder
een donkere onweerhemel ligt een groot en statig
landhuis. In de verte, achter het landhuis, bevindt
zich een groot en donker bos. Rechts, op een berg,
verheft zich een kasteelruïne. We zijn vanuit de
sfeervolle Boulevard aangekomen in het
spookachtige domein van de Heer van het Landhuis.
|
|
|
|
Spookverhalen spelen
zich eigenlijk bijna altijd af op een tweetal mogelijke, en
nogal stereotype locaties. Allereerst is er het kasteel. Als
verlaten, brokkelende ruïne volgegroeid met nachtschade en
kussentjesmos. Of als een stoer ridderslot bij nacht; met
metersdikke muren, eikenhouten zolders, flakkerende kaarsen
achter getraliede schietgaten en vochtige, muffe gewelfkelders
en -kerkers. Zo’n kasteel heeft de Efteling in de vorm van het
Spookslot in Anderrijk, al is het een beetje vreemd geval
waarbij Slot en Abdij door elkaar lopen.
Naast het “spookkasteel” kennen we ook het eenzame landhuis als
dé locatie voor lugubere en omineuze gebeurtenissen. Deze
variant heeft de Efteling niet in het groot. De Disney-parken
vullen die leemte echter op met hun ‘The Haunted Mansion’ (in de
twee parken in de Verenigde Staten) of, als beste van al die
griezelhuis-attracties, de op Hitchcock’s Psycho gebaseerde
attractie ‘Phantom Manor’ in Disneyland Paris.
Een griezelig landhuis in het klein heeft de Efteling
echter wel. Evenals een miniatuur spookkasteel. Allebei
zijn ze te vinden in het deel van het Diorama dat wij
Gullivers momenteel bezoeken vanachter ons veilige
fantoomvrije glas.
In een door permanent onweer geteisterd dal tussen
Duisterstee en de Boulevard ligt een classistisch
landhuis tegen een achtergrond van een groot, donker bos.
Bliksemschicht na bliksemschicht doet het huis baden in
een kil, doods licht. Daartussendoor weet de maan de
kale tuin en het verwrongen hekwerk voor het huis te
illumineren op een hoogst spookachtige wijze. Achter de
ramen brand licht. Hoewel dat het tafereel wellicht een
beetje minder horrorfilm-ready maakt, roept het tegelijk
ook vragen op. Wie woont er in dat eenzame gebouw in dat
dal? Welke heer of dame heeft de twijfelachtige eer de
bekendste woning van het Diorama zijn of haar woonstede
te kunnen noemen? |
|
Vleerkens Vogel
Grimm-index
42 - eerste deel
Er was eens een
heksenmeester, die zich in de gestalte van een arme
man toverde, de dorpen rond ging en bedelde en mooie
meisjes schaakte. Geen mens wist waar hij ze bracht,
want ze kwamen nooit weer terug. Eens op een dag kwam
hij aan de deur bij een man, die drie mooie dochters
had; hij zag eruit als een arme, ziekelijke bedelaar,
en hij droeg een draagmand op zijn rug, alsof hij daar
milde gaven in wou verzamelen. Hij vroeg om een hapje
eten; en toen de oudste dochter aan de voordeur kwam
en hem een stuk brood wou geven, raakte hij haar even
aan en toen moest ze in de draagmand springen. Met
grote stappen snelde hij weg, en droeg haar door een
donker bos naar zijn huis, dat daar middenin stond.
In dat huis was alles even mooi; hij gaf haar alles
wat ze maar hebben wou, en zei: ”Lieveling, het zal je
bij mij wel bevallen, je hebt alles wat je hartje
begeert.” Zo ging het een paar dagen. Toen zei hij:
“Nu moet ik op reis, ik moet je korte tijd alleen
laten; hier heb je de sleutels van ’t huis. Je mag
overal in, en alles bekijken, alleen één kamer niet,
dat verbied ik je, op straffe van je leven.” En hij
gaf haar ook een ei, en zei: “Dat ei moet je
zorgvuldig bewaren; je moet het liever aldoor bij je
dragen, want als het verloren ging, zou er een groot
ongeluk gebeuren.”
Ze nam de sleutels aan, en ook het ei, en ze beloofde
alles goed te doen. Zodra hij weg was, ging zij ’t
huis door, van boven naar beneden; en ze bekeek alles.
De kamers schitterden van ’t zilver en ’t goud; en ze
geloofde, dat ze nooit zo’n pracht had gezien.
Eindelijk kwam ze aan de verboden deur. Ze wilde er
langs gaan, maar de nieuwsgierigheid liet haar niet
met rust. Ze bekeek de sleutel, hij was net als een
andere, ze stak hem in ’t sleutelgat; draaide even,
open sprong de deur! Maar wat zag ze, toen ze binnen
ging? Een groot bekken, vol bloed, stond midden in de
kamer, en daarin dode verminkte mensen; en daarnaast
een hakblok en daarop een blanke, scherpe bijl. Ze
schrok zo hevig, dat het ei – dat ze in haar hand
hield – erin plompte. Ze haalde het er weer uit, ze
vaagde ’t bloed eraf, maar vergeefs; het bloed kwam er
dadelijk weer op, ze veegde, ze wreef, maar ze kon het
niet weg krijgen.
Niet lang daarna kwam de oude man terug van de reis.
Het eerste waar hij naar vroeg, waren de sleutels en
het ei; ze gaf ze hem, maar ze beefde en sidderde, en
hij zag dadelijk aan de rode vlek, dat ze in de kamer
geweest was. “Ben je, tegen mijn wil, in de kamer
gegaan,” sprak hij, “dan zul je er, tegen jouw wil,
weer binnen moeten gaan, het is met je gedaan.”
Beste lezer, wees niet
bevreesd.
Er is nog meer als ge graag verder leest.
|
|
De bliksem splijt de hemel boven het landhuis open.
Vlijmscherpe rotsen verheffen zich tot in de wolken. Het
zou toch een prachtig openingsshot zijn van een zeer
geslaagde rolprent?
|
Het Spookslot(je)
Eén van de meest besproken delen
van het Diorama bevindt zich niet ver van het landhuis op
een rots: het Spookslot in het klein. Natuurlijk is het geen
exacte maquette; maar toch: de overeenkomsten zijn treffend.
Zou de zus-en-zoveelste burggraaf van Cappelle van
Kaatsheuvel soms genoeg gekregen hebben van zijn koude,
tochtige slot, en zijn intrek genomen hebben in het riante
landhuis alhier? Wij zouden hem in elk geval geen ongelijk
geven.
|
|
|
Anton Pieck baseerde,
volgens de overleveringen die men in het Anton Pieckmuseum te
Hattem bij oude medewerkerkers nog los kan peuteren, dit deel
van het Diorama op een eerdere prent van zijn hand, die ook
gebruikt is voor de kaft van het
boek 'Het Dal van de Raven' van Nancy Buckingham. Wie dacht met de aankoop van dat
boekwerkje dan ook een prachtig spookverhaal in huis te hebben,
komt echter bedrogen uit. “Het is niet veel meer dan een
flutromannetje”, aldus WWCW-lezeres Koop, die het boek van A
tot Z las.
Klassiek of Barok?
De timpaan van het landhuis brengt ons een beetje in
verwarring. We hebben hier duidelijk te maken met een
(neo-)classisistisch bouwwerk. Maar de haut-reliëfs in de
timpaan denken daar duidelijk anders. Ze zijn welhaast
barok van vorm, met kwabornamenten en andere tierlantijnen.
Ach, wat maakt het ook uit, het staat wonderwel in de toch
al bijzonder eclectische wereld van het Diorama. |
Dat maakt de
Diorama-scene echter niet minder spannend. Er is namelijk genoeg
te zien om een heel eigen verhaal omheen te spinnen. Voor het
kasteel rijdt een jonkvrouw op een wit paard duidelijk in grote
haast naar het huis. Waarom midden in de nacht bij zulk slecht
weer en ander ontij? Woont ze er? Brengt ze een bericht? Of zit
te gevangen in de magische ketenen van de zich nimmer tonende
heer des huize?
Het Dal van de Raven, een samenvatting
Het verhaal in het boek 'Het Dal van de Raven'
gaat over het 19-jarige meisje
Sarah. Vroeger woonde ze met haar ouders op het
landgoed Farracombe, maar omdat haar vader ruzie
kreeg met haar oom,
zijn ze weggetrokken. Nu zijn
beide ouders overleden en gaat ze terug naar het
landgoed.
Ze wordt opgehaald
door de koetsier, Thomas,
die boos op haar is omdat haar zuster Felicity
jaren geleden ervandoor is gegaan met zijn zoon
Ned en ze de lonen van de
mijnwerkers hadden gejat.
Ze wordt door de zoon Jerome verwelkomd, in plaats
van de verwachte Joshua Lefevre. Deze blijkt thuis
te zitten met ernstige jicht en leeft z’n leven
door het afsnauwen van alle anderen.
Op het landgoed
blijkt een duistere sfeer te hangen. De kleine
Ginny is doodsbang voor de raven en lijdt een
teruggetrokken angstig leven zonder
leeftijdgenoten. Nadine, de vrouw van Jerome,
blijkt door een ongeluk met paarden voor haar
leven gehandicapt. Mevrouw Thirza Sellick, de
tante van Nadine is altijd dronken en verdrietig.
Terwijl haar zoon Oscar de oppervlakkige
flierefluiter zelf is.
Op het landgoed
blijkt dat Felicity ook nog wordt verdacht van
diefstal van de duurste sieraden in huis. Sarah,
die er niet in gelooft dat haar zuster er met Ned en de sieraden vandoor
is gegaan, doet er alles aan haar onschuld te
bewijzen. Zo ontrafeld ze langzaam alle geheimen
op het landgoed. Ondertussen wordt ze verliefd op
Jerome, en hij op haar, wat tot nog meer problemen
leidt. Ook komen er allerlei ongure gebeurtenissen
aan het licht die plaatsvonden in het jachthuis
van het landgoed, gelegen in
‘Het Dal van de Raven’. Dit
gebouw werd gebruikt als locatie voor geheime
affaires van de eigenaars van het landhuis
zelf. Het
verhaal bereikt z'n climax
als Nadine wordt vermoord door haar tante Thirza.
Dan komt alles aan het licht.
Oscar blijkt
helemaal niet de broer te zijn van Nadine maar
haar minnaar. Ze deden alsof zodat zij met de
rijke Jerome kon trouwen en hem al zijn geld kon
ontnemen. Vijf jaar geleden
werd oscar echter verliefd op Felicity en had een
verhouding met haar. Nadine (toen nog niet
gehandicapt) werd boos en vermoordde Felicity. Ze
vermoordde ook Ned, die het hele gebeuren gezien
had, en stal de juwelen om het verhaal -dat
Felicity en Ned samen waren weggelopen-
kloppende te maken. Ginny vond de
verstopte juwelen, maar vertelde het stom genoeg
aan Nadine, die ze weer opnieuw verstopte en Ginny
helemaal bang maakte voor de raven, waardoor ze er
niets over zou zeggen. Later ontdekte Jerome
Nadine met een andere man in het jachthuis
in het dal, maar zag door de mist niet wie de
andere man was. Hij werd woest waardoor het paard
waarop Nadine net was geklommen op hol was
geslagen en zo er voor zorgde dat Nadine haar
beide benen verbrijzelden.
Toen Sarah
terugkwam naar het landhuis wist Nadine dat zij
alle geheimen boven tafel zou kunnen krijgen, en
probeerde haar eerst weg te krijgen van het
landgoed. Dit lukte niet, dus wilde ze haar
vermoorden. Daarom vermoordde tante Thirza Nadine.
Aan het einde
trouwt Sarah met Jerome, en weten ze het landgoed
weer in oude glorie te herstellen.
Buckingham, N. (1973).
Het dal van de Raven. Den Haag:
Omniboek.
Oorsponkelijke titel: 'Valley of the
Ravens'
|
|
|
Tekst: Boukje Koop, 2003 |
|
|
|
|
|
|
|
Jonkvrouw, waar gaat u naar toe?
Ze zijn er in flinke aantallen: jonkvrouw-achtige
minidames in het Diorama. Wie goed zoekt vind ze in
stadspoorten, op hoge balkonnetjes, op trapjes, of, zoals
hier, op een paard. Ze haast zich nogal richting landhuis.
Het waarom is zoals altijd gissen. In elk geval gebruikt ze
de traditionele dameshouding te paard, iets dat we
tegenwoordig niet zo veel meer zien. Die goede, oude tijd...
|
Vleerkens Vogel
Grimm-index
42 - tweede deel
Hij gooide
haar neer, sleurde haar bij het haar voort, sloeg haar
’t hoofd af en stopte haar bij de anderen in ’t bekken.
”Nu ga ik de tweede halen,” zei de heksenmeester; hij
nam weer de gestalte aan van een arme man, kwam bij ’t
huis en bedelde daar. Toen bracht de tweede hem een
stuk brood; hij kreeg haar, net als de eerste, door
haar slechts aan te raken, en droeg haar weg. Haar
ging het niet beter dan haar zuster; ook zij liet zich
door haar nieuwsgierigheid verleiden; opende de kamer,
keek erin, en moest het bij zijn terugkeer met ’t
leven boeten. Nu ging hij de derde halen. Maar die was
slim. Toen hij haar de sleutels en het ei had gegeven
en weg was gegaan, borg ze eerst het ei heel
zorgvuldig op, dan ging ze ’t huis bekijken, en
tenslotte ging ook zij de verboden kamer binnen. Maar
wat zag ze daar! Daar lagen allebei haar lieve zusters
in ’t bekken, jammerlijk vermoord en verminkt. Maar ze
vermande zich, zocht hun ledematen bij elkaar, legde
alles goed; ’t hoofd, de romp de armen en de benen. En
toen er niets meer ontbrak, begonnen de leden weer te
bewegen, sloten zich aaneen, de twee meisjes openden
hun ogen en zie! Ze leefden. Wat waren ze blij, ze
omarmden elkaar en kusten elkaar – De man kwam terug,
eiste bij zijn aankomst meteen de sleutels en het ei,
en toen hij daar geen enkele bloedvlek op vinden kon,
sprak hij: “Je hebt de proef doorstaan; met jou ga ik
trouwens.” Nu had hij ook geen macht meer over haar;
hij moest zelfs alles doen, wat ze wilde. “Goed,” zei
ze, “maar dan moet je eerst je draagmand vol goud aan
vader en moeder gaan brengen; zelf op je eigen rug;
dan maak ik ondertussen het bruiloftsfeest in orde.”
Ze liep naar haar zusters, die ze in een apart
kamertje had verstopt, en ze zei: “Nu is het ogenblik
gekomen, dat ik jullie kan redden: de schurk zal
jullie zelf nar huis dragen; maar zodra je thuis bent,
moet je me dadelijk hulp zenden.” Ze zette hen samen
in de draagmand, dekte ze helemaal af met goud, zodat
er niets dan goud te zien was; toen riep ze de
heksenmeester en zei: “Draag die mand nu maar weg;
maar niet staan blijven onderweg, hoor, en niet gaan
uitrusten; ik kijk door ’t zoldervenster en zie àlles!”
De heksenmeester sjorde de mand omhoog, hing hem op
z’n rug en ging ermee weg. Maar ’t was zwaar, het
zweet liep hem tappelings langs zijn gezicht. Toen
ging hij zitten en wilde even uitblazen. Maar tegelijk
riep er één uit de mand: “Ik kijk door ’t
zoldervenster, ik zie dat je rust, wil je wel eens
gauw verder gaan.” En zodra hij stilstond, riep er
iemand; hij moest voort. Tot hij eindelijk steunend,
buiten adem, het goud, en, ongeweten, de beide meisjes
in ’t huis van de ouders had gebracht.
Thuis maakte de bruid de bruiloft in orde, en ze
nodigde de vrienden van de heksenmeester uit. Daarop
nam ze een doodshoofd met grijnzende tanden, zette hem
een muts op en een kransje bloemen, zette hem boven
voor ’t zoldervenster en liet hem daar uitkijken. Toen
alles klaar was, kroop ze in een vat met honing, sneed
een dekbed open en rolde zich daarin; zo zag ze er uit
als een vreemde vogel; geen mens kon haar herkennen.
Ze ging ’t huis uit, onderweg kwam ze enige
bruiloftsgasten tegen, en die vroegen:
“Zeg, Vleerkens Vogel, waar kom jij vandaan?”
“Ik kom van Vleere Vleerkens huisje aan!”
“Wat voert daar uit
zijn jonge bruid?”
“Die heeft geveegd van boven naar onder,
en kijkt nu uit door het raam van de zolder!” |
Tenslotte
kwam ze haar bruidegom tegen, die heel langzaam
terugliep. Hij vroeg, net als de anderen:
“Zeg, Vleerkens Vogel, waar kom jij vandaan?”
“Ik kom van Vleere Vleerkens huisje aan!”
“Wat voert daar uit
zijn jonge bruid?”
“Die heeft geveegd van boven naar onder,
en kijkt nu uit door het raam van de zolder!” |
De
Bruidegom keek naar boven en zag het versierde
doodshoofd. Maar hij dacht dat het de bruid was, en
knikte eens en groette vriendelijk. Maar toen hij met
z’n gasten ’t huis in was gegaan, kwamen ook de broers
en familie van de bruid aan, die tot haar redding
aanrukten. Ze sloten alle deuren, zodat niemand eruit
kon; staken ’t huis in brand, en de heksenmeester en
al z’n trawanten moesten levend verbranden! |
|
|
|
|
Rotsen en muren
Nog een blik op dat leuke kleine
kasteeltje, maar nu in een wat ruimere context. De
eeuwenoude muren van het bouwwerk lijken een eenheid te
vormen met de rotsen die als fundament dienen. Meer op de
achtergrond verheft de berg zich tot een eigen kasteelvorm;
groots en natuurlijk.
|
|
|
Het huis zelf is
klassiek in alle opzichten. Symmetrisch, voorzien van een
strakke rij Dorische zuilen, op sokkels geplaatste leeuwen voor
de trappen en een rijkelijk gedecoreerde timpaan voor op de
gevel. Een reeds jaren drooggevallen vijver diende ooit als
spiegelvlak voor het huis. Nu is het niet veel meer dan een
dorre vlakte die de sfeer van de omgeving benadrukt.
Rechts van het landhuis, op een bergrug, vinden we die tweede
stereotype spookhuisvesting. Een kasteelruïne. Maar wat schept
onze verbazing? Zien we dat nu goed? Is dat niet… Ja! Het is net
het Spookslot in het klein! De toren is er, de gapende donkere
poort, en de arcade rechts van het gebouw. En dat al jaren voor
de bouw van het grote slot in Anderrijk van start ging! Het is
ene vreemde wereld… dat Diorama.
|
|
We verlaten de omgeving van het Landhuis om onder
de dekmantel van de nacht verder te trekken naar
andere, duistere oorden. Wie met ons meereist in
oplopende nummervolgorde komt zodadelijk in de
grootste stad van het Diorama: Duisterstee. Wie de
andere kant op wil kan gaan genieten van een
zachtjes spiegelende maan aan de Boulevard. In het
Landhuis gaan de gebeurtenissen door als altijd.
Sinister, macaber, omineus of misschien wel alleen
maar geheimzinnig.
|
|
|
|